3 Belangrijke tips voor een goed gesprek met je leerling

Het kan zijn dat je vermoedt dat een kind thuis in de knel zit. Bijvoorbeeld doordat je signalen opvangt waarbij je het gevoel krijgt dat er niets klopt. Of omdat een kind zelf vertelt wat het thuis meemaakt. Lees deze 3 tips hoe je met een goed gesprek met duidelijkheid kan krijgen. 

1. Val de ouders niet af

Kinderen zijn loyaal naar hun ouders: ook mishandelde kinderen. Bekritiseer daarom de ouders niet. Het kind mag zijn ouders diskwalificeren, jij niet. Als je dat wel doet, kan het een loyaliteitsconflict waar het kind al in zit, versterkt worden. Het kind kan dan zijn ouders in bescherming nemen. Realiseer dat een kind dat het heeft over zijn 'vieze' of 'boze' papa of mama, niet zegt dat het niet meer thuis wil wonen. De leerling zegt daarmee dat hij bepaalde gedrag van zijn vader of moeder naar vindt en hij wil dat het stopt. 

 2. Stel korte, open vragen

Begin met open vragen zoals: Wat is er gebeurd? Wanneer is dat gebeurd? Hoe komt dat? Dat wissel je af met gesloten vragen: Ben je gevallen? Ging je huilen? Vond je dat leuk of niet? Pas op voor teveel vragen achter elkaar. Het kind kan het gevoel krijgen dat het verhoord wordt.

Stel geen waarom-vragen. Een kind weet niet waarom iets is gebeurd of waarom iemand iets doet. Bovendien kan die vraag schuldgevoelens oproepen.Vraag bovendien niet door als een kind niets wil of kan vertellen. Het zit met angstgevoelens als: ben ik met mijn verhaal veilig bij jou? Vind je me dan nog aardig? Als een kind moeite heeft met praten, kun je de vragen ook in de derde persoon stellen. Bijvoorbeeld: 'Sommige kinderen zeggen...' Je geeft daarmee aan dat het kind niet de enige is en dat je weet waar je het over hebt. Houdt er rekening mee dat kinderen niet meteen alles durven vertellen en je daarom misschien eerdere gesprekken moet voeren om meer duidelijkheid te krijgen over je zorgen. (tekst gaat verder na beeld)

Volwassenen praat met jongen

3. BELOOF NOOIT GEHEIMHOUDING

Beloof nooit geheimhouding aan een kind. Als de leerling vraagt of je het niet doorvertelt aan iemand anders, dan moet je duidelijk maken dan je dit niet kunt beloven. Leg uit dat je anderen nodig hebt om hem te kunnen helpen.

Je kunt bijvoorbeeld het volgende zeggen: ‘Als ik wat jij mij vertelt nu geheim moet houden, hebben we samen een geheim en dan kan ik je niet helpen. Ik heb anderen nodig om jou te kunnen helpen. Maar ik beloof je dat ik niets achter jouw rug om doe. Ik vertel jou altijd eerst wat ik verder ga doen. Oké?’ Kinderen begrijpen het als je zegt: ‘Als ik het niet meer weet, vind je het dan goed, als ik er met iemand over praat die veel van kinderen af weet?’

Daarnaast kan het kind vragen of je het niet aan zijn ouders vertelt. Leg dan uit dat je niet alles aan zijn ouders zal vertellen, maar dat zijn ouders wel moeten weten hoe hij zich voelt. Je kunt zeggen dat je van tevoren goed bedenkt wat de ouders wel en niet moeten weten om de situatie voor het kind beter te maken. Dit overleg je ook weer eerst met het kind voordat je daadwerkelijk stappen gaat ondernemen. Licht het kind altijd in. Wees je bewust dat het vertrouwen van mishandelde kinderen al geschonden is. Dat vererger je door dingen te doen zonder zijn medeweten. Hij hoeft het niet eens te zijn met de stappen die jij wilt zetten, maar hij moet het wel weten.