Cookie melding
Augeo gaat zeer zorgvuldig om met haar informatie en zal deze gegevens nooit aan derden ter beschikking stellen.
Een leerling die thuis geweld meemaakt, ervaart ook buitenshuis gevoelens van stress. Als hij zich tenminste op school ontspannen en gesteund voelt, kunnen klachten als gevolg van het geweld nu en in de toekomst verminderen.
In je werk heb je contact met leerlingen die chronische stress meemaken of hebben meegemaakt. Vaak kun je dat aan hun gedrag merken. Een deel van de leerlingen gedraagt zich door de spanning thuis heel druk of agressief. Een ander deel is juist heel stil en teruggetrokken. Veel leerlingen hebben concentratieproblemen, waardoor ze niet aan leren toekomen.
Dit gedrag relateer je in eerste instantie misschien niet aan hun ervaringen thuis. Toch is ongepast gedrag vaak een uiting van een oplopend gevoel van onveiligheid, waar leerlingen geen andere oplossing voor weten. Als professional kun je leerlingen daarbij helpen door te erkennen dat stress de oorzaak kan zijn van hun gedrag. Pas als je hun innerlijke pijn ziet, kun je helpen de stress te laten zakken.
Daarnaast is er ook een groep leerlingen aan wie je niets merkt. Deze leerlingen doen hun uiterste best niet op te vallen. Ze passen zich aan en laten niets zien. Terwijl ze wel veel stress en onveiligheid ervaren. Ook deze leerlingen hebben het nodig dat je bereid bent hun innerlijke pijn te zien. Het gaat erom dat je openstaat voor de mogelijkheid dat een leerling ingrijpende gebeurtenissen heeft meegemaakt.
Veel leerlingen die chronische stress meemaken, zijn hyperalert. Ze lijken voortdurend op hun hoede voor (nieuw) gevaar en kunnen angstig reageren op gewone prikkels zoals het geluid van het sluiten van een deur. Sommige leerlingen overschreeuwen die angst met druk of agressief gedrag. Om dit soort basale gevoelens van angst tot een minimum te beperken, is het belangrijk dat de omgeving veilig aanvoelt.
Vanuit het perspectief van een jong kind kan het schoolgebouw of klaslokaal overweldigend zijn. Ga eens door je knieën en bekijk de omgeving bijvoorbeeld vanuit een vijfjarige: wat ziet de leerling, wat komt het vanaf de ingang onderweg tegen? Steken er dingen uit waarvan het kan schrikken? Denk aan kabels uit het plafond, punten aan een balie, uitsteeksels uit een muur. Zijn kasten afgesloten? Zijn spullen netjes opgeborgen of kunnen deze onverwacht ergens uitvallen? Bekijk posters en schilderijen die je hebt opgehangen eens met de bril van een kind of een jongere die zich onveilig voelt.
En kan de leerling kiezen of hij met zijn rug naar de deur wil zitten of juist niet? Is er een ‘vluchtroute’ als hij weg wil? Kunnen er zomaar onbekenden binnenlopen? Welke afspraken zijn daarover?
Creëer in het lokaal een veilige plek waar leerlingen zich kunnen terugtrekken. Denk bijvoorbeeld aan een hutje met knuffels voor kleuters, een bank of een loungekussen met dekens voor oudere leerlingen. In sommige lokalen is een vide mogelijk, waar zij zich even kunnen terugtrekken en afsluiten van de prikkels van de andere leerlingen.
Leg uit dat deze plek bedoeld is voor leerlingen die even tot rust moeten komen. Maak afspraken wanneer leerlingen deze plek mogen gebruiken. Leg ook uit dat iedereen een kind dat op de veilige plek zit met rust laat; het is geen ontmoetingsplek.
Door hun ervaringen met onveilige of onvoorspelbare volwassenen, wantrouwen sommige leerlingen alle volwassenen. Daardoor reageren ze angstig en afwerend op jou of kijken je niet aan. Of ze reageren juist boos en opstandig, terwijl jij de leerling geen kwaad wilt doen en juist wilt helpen.
Wees voorbereid op wantrouwen en laat je er niet door afschrikken. Bedenk dat het niets met jou te maken heeft: de leerling voelt zich onveilig en is niet gewend volwassenen te vertrouwen. Door zijn reactie te accepteren en rustig te reageren, help je de leerling positieve ervaringen op te doen en zo gaandeweg negatieve associaties met volwassenen om te vormen.
Voor alle leerlingen is het belangrijk dat je betrouwbaar en voorspelbaar bent, dat je rustig reageert, positief bent en belangstelling hebt. Voor leerlingen die zich thuis onveilig voelen is dat nóg belangrijker. Bij deze leerlingen moet je je nog bewuster zijn van je houding en bejegening en uitgesproken betrouwbaar zijn.
Geef de leerling houvast door veel structuur en uitleg te geven. Leg bijvoorbeeld uit als je afwijkt van de dagelijkse routine uit. Doe niet spontaan een spelletje, maar bereid de leerling voor, maak de overgang tussen de lessen of activiteiten en de speelpauze voorspelbaar, vertel lang van tevoren over een gepland uitje. Dat vergroot zijn gevoel van veiligheid.
Hoe ouder leerlingen worden, hoe beter ze met gevoelens en impulsen kunnen omgaan. Emotionele uitbarstingen, zoals kleuters nog veelvuldig hebben, komen minder vaak voor. Bij veel leerlingen die thuis onveilig opgroeien ligt dat anders. Zij hebben niet geleerd welke emoties gepast zijn in welke situatie. Ook als zij ouder zijn, kunnen ze moeite hebben emoties te begrijpen en hun impulsen te reguleren.
Als professional kun je een kind helpen door uitleg te geven over emoties. Dat doe je door te benoemen welke emotie je denkt te zien en te bevestigen dat dat een heel normale reactie is. Tegen een kind dat iets nieuws gaat proberen kan je bijvoorbeeld zeggen: ‘Ik zie dat je een beetje bang bent. Klopt dat? Misschien denk je wel: “Dat kan ik helemaal niet. Ik wil hier weg.” Het is logisch dat je het spannend vindt; iedereen vindt nieuwe dingen proberen een beetje spannend.’
Ook bij een emotionele uitbarsting kun jij van betekenis zijn. Help de leerling te kalmeren door bijvoorbeeld samen een paar keer diep in- en uit te ademen, voeten op de grond, schouders naar beneden. Praat rustig tegen de leerling en zeg bijvoorbeeld dat hij hier en nu veilig is, dat je bij hem bent, dat het oké is. Vaak duurt het even, maar als je in contact blijft en zelf rustig bent, zal de emotie langzaam zakken.
Daarna kun je verder praten en de leerling helpen manieren te zoeken waarop hij zelf rustig kan worden. Stel vragen als: ‘Wat heeft jou in eerdere situaties geholpen je rustiger te voelen? Helpt het om met iemand te praten? Met wie dan? Of helpt het om te sporten, te tekenen, in je dagboek te schrijven, naar muziek te luisteren, met je huisdier te spelen?’
Een ‘kalmeringsdoos’ kan de leerling inspiratie bieden. Doe daarin allerlei spulletjes die kalmerend kunnen zijn: een takje lavendel om aan te ruiken, een doekje om mee te frummelen, mooie dingen om te bekijken en aan te raken, een boekje met korte gedichtjes om te lezen. Laat de leerling er iets uitkiezen en laat het zich daarop concentreren.
Door de innerlijke pijn en stress die de leerling voelt, kan hij zich ongepast gedragen. De uitdaging is om dit gedrag niet af te wijzen of te bestraffen. Daarmee bezorg je de leerling nog meer stress en onveiligheid. Vraag leerlingen ook niet waarom ze zich zo gedragen: dat weten ze vaak zelf niet. Je krijgt geen antwoord en leerlingen raken er alleen maar van in de war.
Je helpt leerlingen wel door hun gedrag te begrenzen. Let erop dat je rustig bent als je dat doet. Zeg duidelijk dat je wilt dat hij of zij met bepaald gedrag stopt en welke consequentie het heeft als hij dat niet doet. Vertel ook welk gedrag je wél wilt zien. Als de leerling druk door de klas springt, kun je bijvoorbeeld zeggen: ‘Ik wil dat je stopt met rondrennen. Ik wil graag dat je gaat zitten op je stoel. Als het je niet lukt om rustig te gaan zitten, dan moet je even bij mij komen.’
Stuur de leerling niet weg: dat voelt hij als een afwijzing, terwijl hij behoefte heeft aan veiligheid en geborgenheid. Zorg dat je in contact blijft met de leerling en dat hij onderdeel blijft van de groep, door hem bijvoorbeeld naast jou te laten zitten of ervoor te zorgen dat er een veilige plek in de klas is waar hij zich even terug kan trekken. Zo help je hem zijn emoties en gedrag te reguleren.
Gedrag zal niet van de ene op de andere dag veranderen, maar als elke professional op dezelfde, rustige en positieve manier reageert, leert de leerling te begrijpen wat er gebeurt als zijn stress te hoog oploopt en zal het langzaamaan leren zijn gedrag te beheersen.
Leerlingen die thuis chronische stress ervaren, voelen zich vaak machteloos. Dat komt door de onvoorspelbaarheid en dreiging, waardoor zij nooit weten wat ze kunnen verwachten. Of doordat hun ouders hen juist te veel controleren, waardoor ze niets zelf kunnen bepalen zonder bijvoorbeeld straf te krijgen.
Op school kun je leerlingen helpen door hen een gevoel van controle te geven. Dat doe je door hen overzichtelijke keuzes te bieden. Laat een leerling bijvoorbeeld uit twee dingen kiezen: ‘Er zijn twee kleuren schriften, wil je de rode of de blauwe?’ of ‘Ik wil graag dat je je werk afmaakt. Dat kun je nu doen of na de pauze.’
Ook een klein beetje controle hebben over de situatie, vergroot hun gevoel van veiligheid en helpt hun veerkracht en zelfvertrouwen te vergroten.
Je kunt de leerling ook een gevoel van controle geven door het bijvoorbeeld een taakje te geven of iets te laten doen waar het goed in is. Als een kind van de natuur houdt, laat het dan de vissen of de plantjes verzorgen. Als het goed kan tekenen, laat het dan eens een raamdecoratie maken. Het zelfvertrouwen van een kind zal hierdoor groeien.
Iedereen wil gezien worden. Mensen zijn sociale wezens en hebben contact met anderen nodig om te functioneren. Leerlingen die thuis te weinig aandacht of liefde krijgen, voelen zich vaak waardeloos en onzichtbaar. Voor hen is het extra belangrijk dat je contact met hen maakt.
Geef de leerling bij binnenkomst een hand, heet het welkom, noem het bij de naam, maak een complimentje over iets dat het aan heeft of bij zich heeft. Dat geeft de leerling het gevoel dat hij er mag zijn, ertoe doet en deel uitmaakt van een groter geheel.
Geef veel kleine complimenten. Zeker complimenten die persoonlijk en specifiek zijn, kunnen gevoelens van hulpeloosheid en waardeloosheid helpen verkleinen. Zeg bijvoorbeeld: ‘Ik vind het knap van jou dat…’ of ‘Wat goed van jou dat…’. Een te groot of algemeen compliment (zoals: ‘Wat ben jij flink’) zal iemand die vaak gehoord of gevoeld heeft dat hij waardeloos is niet geloven.
Het kan zijn dat leerlingen niet reageren op je groet, complimentje of aandacht. Zeker verwaarloosde leerlingen kunnen het moeilijk vinden om aandacht te krijgen, omdat het contrast met thuis zo groot is. Doe het daarom niet al te uitbundig of overdreven: dat kan de leerling het gevoel geven dat je hem in een uitzonderingspositie plaatst, wat zijn gevoelens van onzekerheid alleen maar vergroot. En ook al lijkt jouw aandacht geen effect te hebben, blijf toch volhouden. De leerling hoort je wel en door de kracht van herhaling zal hij langzaamaan gaan geloven dat hij er mag zijn.
Het kan zijn dat je door het Handle with Care-signaal gedrag van een leerling beter kunt duiden en je je na verloop van tijd zorgen blijft maken. Het kan je opvallen dat een leerling stressgerelateerde klachten blijft houden en meer nodig heeft dan steun en aandacht om zijn ervaringen te verwerken. Je ziet bijvoorbeeld dat een leerling bepaalde ervaringen blijft naspelen, als agressor of als slachtoffer, of op een manier speelt die andere leerlingen afschrikt of pijn doet. Of je ziet dat een leerling achterblijft in zijn cognitieve of sociale ontwikkeling, ondanks intensieve aandacht of steun, of dat ouders zich zorgen maken. Dan is het belangrijk om aanvullende hulpverlening in te schakelen, die zich expliciet richt op de klachten die leerlingen als gevolg van hun ervaringen hebben ontwikkeld.
Ook als je signaleert dat het bij een leerling thuis onveilig blijft is meer nodig. Dan volg je daarnaast de stappen van de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.